Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ4662

Datum uitspraak2009-08-05
Datum gepubliceerd2009-08-06
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers24-000229-09
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte wordt ter zake van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is (feit 1) en mishandeling (feit 2) veroordeeld tot een gevangenisstraf. De raadsvrouw heeft gepersisteerd bij haar schriftelijk verzoek de "anonieme" getuige, wiens verklaring de rechtbank voor het bewijs van het onder 1 ten laste gelegde feit heeft gebezigd, te (doen) horen, in het geval het hof de verklaring van die getuige voor het bewijs mocht bezigen. Het hof wijst dit (voorwaardelijk gedane) verzoek af, omdat het hof de verklaring van deze getuige niet van belang acht en daarom ook niet voor het bewijs bezigt. Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft de verdediging een beroep gedaan op noodweer en subsidiair op noodweer-exces. Het hof acht de door de verdediging gestelde feiten niet aannemelijk geworden. Het hof verwerpt het beroep op noodweer en noodweer-exces.


Uitspraak

Parketnummer: 24-000229-09 Parketnummer eerste aanleg: 07-607317-08 Arrest van 5 augustus 2009 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 27 januari 2009 in de strafzaak tegen: [verdachte], geboren op [1984] te [geboorteplaats], zonder vaste woonplaats hier te lande, thans preventief gedetineerd in P.I. Flevoland, HvB Lelystad te Lelystad, verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. E.P. Vroegh, advocaat te Haarlem. Het vonnis waarvan beroep De rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven. Gebruik van het rechtsmiddel De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. De vordering van de advocaat-generaal De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden. De beslissing op het hoger beroep Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen. Tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd, dat: 1. hij op of omstreeks 11 september 2008 in de gemeente [gemeente] opzettelijk brand heeft gesticht in een (flat)woning gelegen aan de [adres], immers heeft verdachte toen in voornoemde (flat)woning opzettelijk op verschillende plaatsen in voornoemde (flat)woning telkens een of meer brandba(a)r(e) goed(eren) in brand gestoken, althans met open vuur in aanraking gebracht, ten gevolge waarvan (een deel van) voornoemde brandba(a)r(e) goed(eren) zijn verbrand, althans in voornoemde (flat)woning brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemde (flat)woning en voor de omringende (flat)woningen en/of de zich daarin bevindende goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in de omringende (flat)woningen bevindende personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was; 2. hij op of omstreeks 11 september 2008 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), meermalen, althans éénmaal in het gezicht, althans tegen het lichaam, heeft gestompt/geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden. Beslissing op het verzoek tot het horen van een getuige De raadsvrouw heeft ter zitting van het hof "voorwaardelijk" gepersisteerd bij haar schriftelijk aan de advocaat-generaal gerichte - en door hem afgewezen - verzoek d.d. 25 mei 2009, inhoudende de oproeping van de "anonieme" getuige, wiens verklaring de rechtbank voor het bewijs van het onder 1 ten laste gelegde feit heeft gebezigd (blz. 3 en 4 onder punt E van het vonnis). De raadsvrouw wenst deze getuige vragen te stellen met betrekking tot zijn wetenschap en interpretatie van de zin "binnenkort gaat hier de hele straat rood kleuren, maar dat zien jullie nog wel", die hij uit de mond van verdachte zou hebben gehoord. Als reden om deze getuige te horen heeft de raadsvrouw opgegeven, dat de rechtbank deze verklaring van groot belang heeft geacht voor de bewezenverklaring van de brandstichting en dat de kans bestaat dat het hof die verklaring eveneens tot het bewijs van de brandstichting bezigt. Mocht het hof dat inderdaad overwegen, dan wil de raadsvrouw die getuige (doen) horen. Het hof wijst het (voorwaardelijk gedane) verzoek af, omdat het hof de verklaring van deze "anonieme" getuige niet van belang acht en daarom ook niet voor het bewijs bezigt. Bewezenverklaring Het hof acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat: 1. hij op 11 september 2008 in de gemeente [gemeente] opzettelijk brand heeft gesticht in een flatwoning gelegen aan de [adres], immers heeft verdachte toen in voornoemde flatwoning opzettelijk op verschillende plaatsen in voornoemde flatwoning telkens een of meer brandba(a)r(e) goed(eren) met open vuur in aanraking gebracht, ten gevolge waarvan in voornoemde flatwoning brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemde flatwoning en voor de omringende flatwoningen en de zich daarin bevindende goederen en levensgevaar voor de zich in de omringende flatwoningen bevindende personen, te duchten was; 2. hij op 11 september 2008 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon te weten [slachtoffer] in het gezicht heeft gestompt/geslagen, waardoor deze pijn heeft ondervonden. Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen. Kwalificatie Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven: onder 1: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is; onder 2: mishandeling. Strafbaarheid De verdediging heeft ter zitting van het hof met betrekking tot feit 2 een beroep gedaan op noodweer en subsidiair op noodweer-exces. In de visie van verdachte en diens raadsvrouw zou [slachtoffer] als eerste tot de aanval zijn overgegaan, door verdachte vast te pakken, waarop verdachte, bang voor eigen lijf, [slachtoffer] een kaakslag in het gezicht heeft gegeven. Gelet op de verklaring van aangever [slachtoffer] (dossierpagina 34) acht het hof de door de verdediging gestelde feiten niet aannemelijk geworden. Het hof verwerpt het beroep op noodweer en noodweerexces. Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht. Strafmotivering Het hof heeft de in hoger beroep op te leggen straf bepaald op grond van de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder gelet op het volgende. Verdachte heeft op 11 september 2008, rond 02.00 uur, [slachtoffer] mishandeld door hem in het gezicht te stompen/slaan. Hierdoor heeft die [slachtoffer] pijn ondervonden. Verdachte heeft door het plegen van dit feit de lichamelijke integriteit van die [slachtoffer] geschonden. Ongeveer 2 uren later heeft verdachte brand gesticht in zijn woning. Deze woning betrof een benedenwoning en maakte deel uit van een flat met drie woonlagen. Na onderzoek zijn meerdere brandhaarden op verschillende plaatsen in de woning van verdachte aangetroffen. Door de brand zijn goederen in die woning geheel dan wel gedeeltelijk verbrand. Ook is door de hitte de dubbele ruit aan de voorzijde van die flatwoning geknapt. In verband met de gevaarzetting heeft de politie de bewoners van de omringende flatwoningen gesommeerd hun woning te verlaten en is de straat aan beide zijden afgesloten. Naast gemeen gevaar voor verdachtes woning is er tevens gemeen gevaar voor de omringende flatwoningen en de zich daarin bevindende goederen en levensgevaar voor de zich in die omringende flatwoningen bevindende (slapende) personen, te duchten geweest. Het hof acht het een feit van algemene bekendheid dat een dergelijke brand gevoelens van angst en onveiligheid teweeg brengt, niet alleen bij de direct betrokkenen, maar ook in de samenleving. Uit het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 14 mei 2009 blijkt, dat verdachte eenmaal eerder, in 2002, ter zake van het plegen van strafbare feiten ((poging tot) gekwalificeerde diefstallen en afpersingen) tot straffen is veroordeeld. Deze straffen hebben verdachte er niet van weerhouden de hiervoor bewezen verklaarde feiten te begaan. Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel, dat de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur, in casu 30 maanden, niet alleen noodzakelijk, maar ook gerechtvaardigd is. Het hof zal die straf dan ook aan verdachte opleggen. Bij de bepaling van de duur van deze op te leggen straf heeft de brandstichting (uiteraard) zeer zwaar gewogen. Het hof komt daarmee tot een lagere strafoplegging dan door de advocaat-generaal gevorderd. De advocaat-generaal heeft niet aangegeven welke andere omstandigheden bij de strafoplegging door het hof zouden moeten worden betrokken dan die waarop de rechtbank de strafoplegging had gebaseerd. Het hof heeft die ook zelf niet aangetroffen. Het hof acht de door de rechtbank opgelegde straf de juiste sanctie voor hetgeen verdachte heeft aangericht. Toepassing van wetsartikelen Het hof heeft gelet op de artikelen 57, 157 en 300 van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak HET HOF, RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP: vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende: verklaart het verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij; veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden; beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht. Dit arrest is aldus gewezen door mr. Lahuis, voorzitter, mr. Koolschijn en mr. Van der Woude, in tegenwoordigheid van Boersma als griffier, zijnde mrs. Lahuis en Van der Woude voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.